dat heb ik ook nog , tekeningen heb ik ook nog
CONTROLE EN AFSTELLING DISTRIBUTIEKETTING.
OVERZICHT AANHAALMOMENTEN
- (1) bevestigingsbouten (frictieschijf koelvloeistofpomp) : 9 Nm.
- (2) bougie: 23 Nm.
- (3) bovenste kettinggeleider: 9 Nm.
- (4) bout van inlaatnokkenastandwiel: 20 Nm + 180°.
- (5) bout van uitlaatnokkenastandwiel: 20 Nm + 90°.
- (6) bovenste bevestigingsbout vaste geleider: 25 Nm.
- (7) onderste bevestigingsbouten van de distributiegeleiders: 24 Nm.
- (8) distributiekettingspanner: 85 Nm.
- (9) krukaspoelie aan krukasflens: 28 Nm.
- (10) krukasbout: 50 Nm + 180°.
- (11) bevestigingsbouten aansturing elektroklep distributie: 9 Nm.
Benodigd gereedschap:
- blokkeer- en afstelgereedschap inlaatnokkenas (0197-A2).
- blokkeer- en afstelgereedschap uitlaatnokkenas(0197-A1).
- bevestigingsbout van blokkeergereedschappen (A).
- gereedschap voor tegenhouden van de distributieketting (0197-E).
- blokkeerpen krukas (0197-BZ).
- dummy distributiekettingspanner (0197-M).
- hellingshoekmeter (1376-A).
- blokhaak (Type SAM E100).
- momentschroevendraaier (Type Facom A.301MT).
CONTROLEPROCEDURE VOOR AFSTELLING DISTRIBUTIEKETTING (stappenplan):
A- verwijderen afdekkingen en klepdeksel.
B- controle van de blokkering van de poelie van de nokkenasverstelling.
C- controle positie van krukas.
D- meting van de afstelhoek van de inlaatnokkenas met behulp van de hellingshoekmeter [1376-A] :
- correcte afstelling : Monteer het kleppendeksel.(ga naar stap F)
- afstelling niet correct : Controle van de kettinglengte (ga naar stap E).
E- meting van de kettinglengte :
voorbereidingen:
E.1: verwijderen van de bouten van de nokkenaspoelies.
E.2: verwijderen distributiekettingspanner.
E.3: montage van dummy-spanner voor de distributieketting.
- kettinglengte in orde: ga verder naar procedure "AFSTELLING DISTRIBUTIE".
(zie verderop in dit document).
- kettinglengte niet in orde: ga naar de procedure "UIT - EN INBOUWEN DISTRIBUTIEKETTING" en vervang
de aangegeven onderdelen. (zie apart document in Autotools).
F- aanbrengen kleppendeksel.
A. VERWIJDEREN
- zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
- maak de accukabels los.
- verwijder het rechter voorwiel.
- verwijder de bescherming onder de motor.
- verwijder de spatplaat rechtsvoor.
- verwijder het kleppendeksel.
B. CONTROLE VAN DE BLOKKERING VAN DE POELIE VAN DE NOKKENASVERSTELLING
- draai de motor 2 omwentelingen rechtsom aan de krukasbout om de nokkenasverstelling te blokkeren.
LET OP : draai de motor niet rond via de nokkenassen.
OPMERKING : de nokkenasverstelling is vergrendeld als het tandwiel tegelijk met de nokkenas ronddraait.
Controleer of de nokkenasverstelling geblokkeerd blijft en verbonden is met de nokkenas door de
nokkenas enigszins in de 2 richtingen te bewegen (bij "B").
Zo niet, beweeg dan de inlaatnokkenas linksom in de richting van de pijl (bij "C") tot aan de
inwendige aanslag van de nokkenasverstelling (bij "A") (= maximaal 35°).
OPMERKING : Als een mechanische vergrendeling van de nokkenasversteller niet mogelijk is; vervang de
nokkenasversteller (Nokkenasversteller gezien vanaf distributiezijde).
C. CONTROLE POSITIE KRUKAS.
LET OP : Als de motor is geblokkeerd, bevinden de zuigers zich halverwege.
Verwijder: de 2 bougies (zie "D").
Draai de krukas rechtsom aan de krukasbout tot de blokkeerstand van het vliegwiel is bereikt. De
afgeronde zijde van het referentievlak ("E") van de nokkenassen moet naar beneden wijzen.
LET OP : Controleer of de zuigers halverwege staan met behulp van 2 meetdraden met dezelfde lengte
Gebruik bijvoorbeeld een lasdraad.(zie D); de draden moeten even veel uitsteken.
Plaats de blokkeerpen van de krukas (0197-BZ) in het gat (bij "F") die zich op het krukashuis bevindt.
Breng de blokkeerpen in het vliegwiel aan (bij "F").
Controleer of de krukas goed is geblokkeerd door te proberen of de krukasbout rechtsom en linksom te
draaien is; Gebruik hiervoor een geschikte sleutel.
LET OP: Als het gat voor de blokkeerpen wordt gepasseerd, draai dan NOOIT terug; draai nogmaals 2
motoromwentelingen RECHTSOM.
D. METING VAN DE AFSTELHOEK VAN DE INLAATNOKKENAS
Meten A : Plaats de blokhaak type SAM E100 op de cilinderkop tussen de lagerkap van de inlaatnokkenas
en de lagerkap van de uitlaatnokkenas van cilinder nummer 1. (cilinder 1 is aan de vliegwielzijde).
Plaats de hellingshoekmeter (1376-A) op de blokhaak en ijk de meter door op de knop "Calibrate" te
drukken.
Meten B : Kantel de hellingshoekmeter en de blokhaak 90° rechtsom en druk het geheel tegen het
verticale vlak van de markeringsnok van de inlaatnokkenas (bij "G").
LET OP : Wijzig het referentiepunt niet; draai de hellingshoekmeter met de blokhaak niet in
tegengestelde richting.
Lees de gemeten hoek af :
- nieuwe motor
10 000 km : (87.9°- 90.5°)
Als de meting niet binnen de hierboven weergegeven waarden valt, is de afstelling niet in orde ;
Ga naar stap E: "Meting van de kettinglengte".
Als de meting binnen de hierboven weergegeven waarden valt, is de afstelling in orde; Verwijder de
blokkeerpen uit het vliegwiel; Ga verder met montage van de onderdelen.
LET OP: volg de aanwijzingen voor het aanbrengen van het kleppendeksel.
(stap F"AANBRENGEN KLEPPENDEKSEL")
- "C" (= hoek vervroeging): de op de hellingshoekmeter afgelezen waarde is niet gelijk aan de
daadwerkelijke hoek.
- "D" (= haakse hoek): de op de hellingshoekmeter afgelezen waarde is gelijk aan de
daadwerkelijke hoek.
- "E" (= hoek verlating): de op de hellingshoekmeter afgelezen waarde is niet gelijk
aan de daadwerkelijke hoek.
Als het middelpunt "D" is overschreden:
- de hellingshoekmeter geeft de waarde in tegengestelde richting aan.
- de richting van het aflezen van de waarde is omgekeerd.
- de richting van de pijlen is omgekeerd.
Daadwerkelijke hoek "E" = 180° - Afgelezen waarde "E"°.
Voorbeeld: daadwerkelijke hoek "E" = 180° - 89° = 91°.
E. METING VAN DE KETTINGLENGTE
E.1. VERWIJDEREN VAN DE BOUTEN VAN DE NOKKENASPOELIES
Plaats de afstelgereedschappen voor de nokkenassen (0197-A1) en (0197-A2).
Zet de gereedschappen (0197-A1) en (0197-A2) vast met behulp van bouten (2).
De gereedschappen moeten stevig bevestigd zijn op de cilinderkop (bij "H").
OPMERKING : Om het aanbrengen van de afstelgereedschappen te vergemakkelijken, mogen de
nokkenassen iets worden verdraaid (rechtsom en linksom) (bij "B") ;
Gebruik een steek/ringsleutel van 27 mm. (zie afbeelding hieronder).
Monteer de gereedschappen (0197-A1) en (0197-A2) met behulp van een bevestigingsbout (A).
Draai de bouten van de nokkenaspoelies (3) en (4) los.
LET OP : Zet de bouten (3) en (4) vast; draai ze daarna 90° los;
de nokkenaspoelies moeten vrij rond kunnen draaien maar wel vast blijven zitten.
Als de blokkeergereedschappen voor de nokkenassen (0197-A1) en (0197-A2) niet geplaatst kunnen worden;
houd de nokkenassen tegen met behulp van een steek/ringsleutel van 27 mm (bij "B").
OPMERKING: handelingen moeten door twee personen uitgevoerd worden.
Draai de bouten van de nokkenaspoelies (3) en (4) los.
LET OP: zet de bouten (3) en (4) vast; draai ze daarna 90° los;
de poelies moeten vrij rond kunnen draaien maar wel vast blijven zitten.
E.2. VERWIJDEREN DISTRIBUTIEKETTINGSPANNER
LET OP: de spanner (7) van de distributieketting niet verwijderen zonder eerst de krukas en de
nokkenassen te blokkeren anders kan de distributieketting verspringen.
- maak de klemband (5) los.
- kantel de inlaatluchtleiding (6).
LET OP: bescherm de multiriem en de aandrijfpoelies tegen opspattende olie bij het
verwijderen van de spanner (7).
- verwijder de spanner (7).
- controleer de staat van de spanner; bedien de drukstift handmatig; vervang bij
blokkering van de plunjer de spanner (7).
LET OP: indien het motornummer lager is dan 42987; vervang de spanner (7); op de nieuwe spanner staat
V7 597 895 80.
E.3. MONTAGE VAN DE DUMMY-SPANNER
LET OP: olie de schroefdraad van de bout ("J") in.
Zet het huis van de dummy-spanner (0197-M) op de cilinderkop vast.
Draai de bout ("J") van de dummy-spanner met het voorgeschreven aanhaalmoment vast totdat deze
(bij "I") tegen de kettinggeleider (8) aan komt; aanhaalmoment: 0,6 Nm.
Blokkeer het geheel met de contramoer ("K").
E.4. CONTROLE VAN DE SLIJTAGE VAN DE COMPLETE DISTRIBUTIEKETTING
LET OP: de distributieketting kan een tand verspringen bij het verwijderen van de dummy-spanner
als de afstelgereedschappen voor de nokkenas (0197-A1) en (0197-A2) verwijderd zijn.
Verwijder de dummy-spanner en noteer de maat "F" tussen het contactvlak van het huis van
de dummy-spanner (0197-M) en het uiteinde van de bout ("J").
Als de maat "F" kleiner dan of gelijk is aan 68 mm: de gemonteerde distributieketting vertoont geen
slijtage; voer de werkzaamheden uit zoals beschreven bij de procedure "AFSTELLING DISTRIBUTIE".
(zie hoofdstuk hieronder).
Als de maat "F" groter is dan 68 mm: Pas de methode "UIT- EN INBOUWEN DISTRIBUTIEKETTING" toe en
vernieuw de distributieketting.
F. AANBRENGEN KLEPPENDEKSEL
LET OP: monteer het kleppendeksel met het juiste aanhaalmoment (9 Nm) en in de juiste aanhaalvolgorde.
LET OP: vervang de kleppendekselpakking.
- reinig het pakkingvlak van het kleppendeksel en verwijder de oude pakking bij "M".
- breng aan elke kant van de lagerkap (bij "M") een strook pakking met een lengte van 20 mm en een
breedte van 5 mm aan .
- monteer het kleppendeksel met een nieuwe pakking.
- draai de klepdekselbouten van met 9 Nm in de aangegeven volgorde.(zie afbeelding hierboven).
- monteer de gedemonteerde onderdelen in omgekeerde volgorde.
PROCEDURE AFSTELLING DISTRIBUTIE
1 - verwijder de nokkenastandwielen.
2 - reinig de contactvlakken van de nokkenastandwielen.
3 - spannen dummy-kettingspanner.
4 - monteren en vastzetten van nokkenastandwielen met nieuwe bouten.
5 - controle van de afstelling van de distributie.
5.1 - correcte afstelling; bouw de gedemonteerde onderdelen weer in omgekeerde volgorde in.
5.2 - afstelling niet correct: hoekverdraaiing van de inlaatnokkenas meten met hellingshoekmeter(1376-A).
1. VERWIJDEREN NOKKENASTANDWIELEN
- draai de moer van dummy-spanner (0197-M) los (zie "A").
- draai de bout van dummy-spanner (0197-M) los (zie "B").
- verwijder de bout (1) van de inlaatnokkenasverstelling (5).
- verwijder de inlaatnokkenasversteller (5).
- verwijder de bout (3) van het tandwiel van de uitlaatnokkenas (4).
- verwijder het tandwiel van de uitlaatnokkenas (4).
2. REINIG DE CONTACTVLAKKEN VAN DE NOKKENASTANDWIELEN
- reinig de contactvlakken van de nokkenastandwielen.
- plaats de distributieketting (6) achter de geleider die het klapperen tegen moet gaan.
- reinig en ontvet de contactvlakken van de inlaatnokkenasverstelling (bij "K").
- reinig en ontvet de contactvlakken van het uitlaatnokkenastandwiel (bij "L").
- reinig en ontvet de contactvlakken van de de inlaatnokkenas (bij "N").
- reinig en ontvet de contactvlakken van de uitlaatnokkenas (bij "M").
LET OP: draai na het reinigen de inlaatnokkenasverstelling met het contactvlak (bij "K")
naar boven om olielekkage te voorkomen.
3. SPANNEN VAN DE DUMMY-SPANNER
LET OP:
De bevestigingsbouten (1) en (3) van de nokkenaspoelies vernieuwen.
Aanbrengen :
- monteer het tandwiel van de uitlaatnokkenas (4) ;
- plaats de ketting (6).
- monteer de nieuwe bout (3) van het uitlaatnokkenastandwiel (4).
- monteer de inlaatnokkenasversteller (5).
- plaats de ketting (6).
- monteer de nieuwe bout (1) van de inlaatnokkenasverstelling (5).
LET OP :
- zet de bouten (1) en (3) vast; draai ze 90° los;
de poelies moeten vrij rond kunnen draaien maar wel vast blijven zitten.
- draai de bout (bij "B") van de dummy-spanner met het voorgeschreven aanhaalmoment vast tot
de dummy-spanner (bij "P") tegen de geleider aan komt; aanhaalmoment: 0,6 Nm.
- blokkeer het geheel met de contramoer (bij "A").
4. MONTEREN EN VASTZETTEN VAN DE NOKKENASTANDWIELEN MET NIEUWE BOUTEN
LET OP: monteer de onderdelen met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Zet de bout (1) geleidelijk vast en oefen tegelijkertijd een kracht in de aantrekrichting uit op de
inlaatnokkenas (bij "Q"); gebruik een steek/ringsleutel van 27 mm.
OPMERKING : hiervoor zijn twee monteurs vereist.
- blijf kracht zetten op de inlaatnokkenas (bij "Q") en draai de bout (3) geleidelijk vast.
OPMERKING : Hiervoor zijn twee monteurs vereist.
- oefen geen kracht meer uit bij "Q".
- draai de moer ("zie A") los.
- verwijderen de bout "B" los en verwijder de dummy-spanner (0197-M).
- LET OP: bescherm de multiriem (7) en de aandrijfpoelies tegen opspattende olie bij het
verwijderen van de dummy-spanner (0197-M).
5. CONTROLE VAN DE AFSTELLING VAN DE DISTRIBUTIE
LET OP :
- De kettingspanner (23) en de afdichting (24) vernieuwen.
- plaats de nieuwe kettingspanner (23).
LET OP : draai de blokkeerbout (A) van de blokkeergereedschappen van de nokkenassen niet los.
- verwijder hierna de blokkeergereedschappen van de nokkenassen (0197-A1) en (0917-A2).
LET OP : als de motor is geblokkeerd, bevinden de zuigers zich halverwege.
- draai de krukas 2 wentelingen met de klok mee tot het punt waarop de blokkeerpen "bij F" geplaatst
kan worden. De afgeronde zijde van het referentievlak (E) van de nokkenassen moet naar beneden
wijzen.
- controleer of de zuigers halverwege staan met behulp van 2 meetdraden met dezelfde lengte
(type "lasdraad") (bij "D") ; De draden moeten even veel uitsteken.
- plaats de blokkeerpen (0197-BZ) in het gat (bij "F") die zich op het krukashuis bevindt.
- breng de blokkeerpen in het vliegwiel aan (bij "F").
- controleer of de krukas goed is geblokkeerd door de krukasbout te proberen rechtsom en linksom te
draaien.
- LET OP: Als het gat voor de blokkeerpen wordt gepasseerd, draai dan nooit terug; draai nogmaals 2
motoromwentelingen rechtsom.
LET OP: draai de blokkeerbout ("A") van de blokkeergereedschappen van de nokkenassen niet los.
- monteer de blokkeergereedschappen van de nokkenassen (0197-A1 en 0197-A2).
- de gereedschappen moeten volledig aangebracht kunnen worden zonder kracht uit te oefenen op de
nokkenassen en moeten contact maken met de 2 pakkingvlakken van het kleppendeksel (bij "U");
de afstelling is nu correct; bouw alle onderdelen in omgekeerde volgorde weer in.
- als de gereedschappen niet of niet goed gemonteerd kunnen worden controleer dan de hoekverdraaiing
van de nokkenas (zoals hieronder is beschreven).
5.2 CONTROLE HOEKVERDRAAIING NOKKENAS
Meten A :
- plaats de blokhaak type SAM E100 op de cilinderkop tussen de lagerkap van de inlaatnokkenas en
de lagerkap van de uitlaatnokkenas van cilinder nr.1.
- plaats de hellingshoekmeter [1376-A] op de haak en ijk de meter door op de knop "Calibrate" te
drukken.
Meten B :
- kantel de hellingshoekmeter en de haak 90° rechtsom en druk het geheel tegen het verticale vlak
van de markeringsnok van de inlaatnokkenas (bij "G").
LET OP : wijzig het referentiepunt niet; draai de hellingshoekmeter met de haak niet in
tegengestelde richting.
De gemeten waarde moet binnen het gebied (89°- 91 °) liggen.
- als de waarde binnen het hierboven weergegeven gebied valt, is de afstelling in orde.
- verwijder de blokkeerpen (0197- BZ) en ga verder met monteren; bouw de gedemonteerde onderdelen in
omgekeerde volgorde weer in.
- als de waarde niet binnen het hierboven weergegeven gebied valt, is de afstelling niet in orde;
voer de handelingen voor het afstellen van de distributie opnieuw uit.
- vervang nogmaals de bout (1) van het inlaatnokkenastandwiel.
- vervang nogmaals de bout (3) van het uitlaatnokkenastandwiel.
- vervang nogmaals het rubber (24) (van de kettingspanner).
Let op: het display van de hellingshoekmeter geeft geen waarde aan die hoger is dan 90°.
- "C" (= hoek vervroeging): de op de hellingshoekmeter afgelezen waarde is niet gelijk aan de
daadwerkelijke hoek.
- "D" (= haakse hoek): de op de hellingshoekmeter afgelezen waarde is gelijk aan de
daadwerkelijke hoek.
- "E" (= hoek verlating): de op de hellingshoekmeter afgelezen waarde is niet gelijk aan de
daadwerkelijke hoek.
Als het middelpunt "D" is overschreden:
- de hellingshoekmeter geeft de waarde in tegengestelde richting aan.
- de richting van het aflezen van de waarde is omgekeerd.
- de richting van de pijlen is omgekeerd.
Daadwerkelijke hoek "E" = 180° - Afgelezen waarde "E"°.
Voorbeeld : Daadwerkelijke hoek "E" = 180° - 89° = 91°.
-----
|
