3. Sensor verdraaiing stuurwiel
In de volgende gevallen moet de stuurhoeksensor gekalibreerd worden :
 Ingreep op de voortrein
 Ingreep bij de stuurkolom
 Wijziging van de sensor hoekverdraaiing stuur voor stabiliteitscontrole
 Ingreep aan de bedieningsmodule stuurkolom (CV00)
OPMERKING : Slecht uitgevoerde kalibratie zorgt voor slechte werking van de ESP.

4. Kalibreren en dekalibreren stuurwielsensor
4.1. Kalibreren
Na het vervangen van de schakelmodule op de stuurkolom en bij elke handeling aan de voortrein moet de
stuurhoeksensor worden gekalibreerd.
Voordat met het kalibreren wordt begonnen, moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd om
ervoor te zorgen dat de voorwielen in de rechtuitstand staan :
 Zet de wielen in de rechtuitstand (rijd op een parkeerplaats in de 1e versnelling en bij stationair
draaiende motor zonder het stuurwiel aan te raken. Als de auto dan niet rechtuit rijdt, moet de
sporing worden afgesteld)
 Zet de auto stil zonder het stuur te verdraaien en geef het diagnoseapparaat de opdracht
"kalibratie"
 Wis de storingscodes
Aan het eind van de procedure wordt het resultaat op het apparaat weergegeven :
 "beëindigd en OK"
 Of "beëindigd maar met een probleem"
Om ervoor te zorgen dat de wielen in de rechtuitstand staan, kunnen er 2 methoden worden toegepast :
 Rechtuit rijden : Rij ongeveer 100 meter op een rechte, horizontale weg zonder zijwind. De auto
wordt stilgezet zonder dat aan het stuurwiel wordt gedraaid
 Met behulp van uitlijnapparatuur : "dekalibreren starten?: JA/NEE" ; Bezig met kalibreren, kalibreren
klaar
Controleer of het stuurwiel in de middenstand staat na een proefrit van 1 à 2 km met bochten en rechte
stukken (het diagnoseapparaat is niet aangesloten). Het controlelampje mag dan niet gaan branden.
OPMERKING : Tijdens deze proefrit is het niet nodig het ESP, de ABS of de EBD te laten ingrijpen.
4.2. Dekalibreren
De stuurwielsensor moet gedekalibreerd worden voordat deze gedemonteerd wordt :
 "dekalibreren starten?: JA/NEE"
 Bezig met dekalibreren
 Dekalibreren klaar

6. Uitlezen van parameters
Met behulp van het diagnoseapparaat kunnen de volgende parameters worden uitgelezen :
 Dynamische informatie (*)
 Informatie remschakelaars en relais
 Informatie stuurwielsensor
 Informatie motor en versnellingsbak (*)
(*) Test, voordat deze schermen worden geopend, of de snelheidsbegrenzer bij 10 km/h wordt
geblokkeerd.