2. Algemeen

2.1. Auto's voorzien van ongespoten nabijheidssensoren

Ongespoten nabijheidssensoren mogen nooit worden gespoten.
Indien de bumpers bijgespoten moeten worden, moeten de nabijheidssensoren afgeplakt of gedemonteerd worden.


2.2. Auto's uitgerust met gespoten nabijheidssensoren

Opdat de detectie van een obstakel correct gebeurt , Mogen de nabijheidssensoren die juist wel moeten worden gespoten een laklaag krijgen van slechts 120 micron maximaal.

Een laklaag van meer dan 120 micron veroorzaakt werkingsstoringen :
•Geen registratie
•Slechte indicatie gegeven aan de bestuurder


3. Spuiten


3.1. Nieuwe delen

Nieuwe bumpers en nabijheidssensoren die gespoten moeten worden zijn zodanig voorbereid dat men er direct de afwerkingslaag op kan spuiten.

De nieuwe nabijheidssensoren worden geleverd met een grondverflaag van 25 micron dik.


3.2. Het spuiten van een nieuwe "te spuiten type" nabijheidssensor

Spuit de nabijheidssensoren en de bumper gescheiden.

Ontvet het oppervlak met behulp van een doek gedrenkt in "ontvettingsmiddel vóór het lakken".

Veeg schoon met een droge doek.


LET OP : Gebruik geen agressieve verdunner, want daarmee zou u de grondlaag kunnen oplossen.


3.3. Enkellaags spuiten

Lak H.S. (high solid) : Breng een enkele laklaag aan.

Lak M.S. (medium solid) : Breng 2 laklagen aan.


3.4. Tweelaags laksoorten : Basiskleur

Breng 1 tot 3 laklagen aan afhankelijk van de benodigde dekking van de kleur.


3.5. Tweelaags laksoorten : Vernis

Breng een enkele laag aan wanneer u high-solid-lak (HS) gebruikt.

Breng 2 dunne lagen aan indien u standaardlak gebruikt.

Voorkom te dik spuiten en uitzakkers tijdens het aanbrengen van de afwerkingsproducten.


3.6. Bijwerken van de lak op de bumpers


LET OP : Breng nooit een nieuwe laklaag op een nabijheidssensor aan die reeds een toplaklaag heeft . Plak de nabijheidssensoren af of demonteer ze vóór het aanbrengen van de lak.


4. Storingen die een slecht functioneren van de nabijheidssensoren kunnen veroorzaken

Kleur of dikte van de laklaag op het membraan te dik.

Aanwezigheid van kleurlak in de groef rondom het membraan.

Vervorming van het membraan.

Vervorming van de bumper waardoor de oriëntatie van de nabijheidssensor verandert.


5. Behandeling van lakfouten bij een gespoten nabijheidssensor


VERPLICHT : Voorkomen dat de dikte van de laklaag op het membraan wordt verhoogd.

Het bijwerken van de lak door schuren mag alleen plaatsvinden als de dikte van de bestaande laklaag sterk wordt verminderd.

Schuur de lak nooit weg tot op het membraan.

Breng een dunne laag afwerklak aan.


6. Onderdeel

Zodra de "te spuiten" nabijheidssensoren in de handel worden gebracht, zullen de in de kleur van de auto gespoten nabijheidssensoren niet meer door de Dienst Onderdelen worden geleverd.


7. Controle werking nabijheidssensoren

Zie de betreffende handeling.